Tijdlijn 1638: zelfportret van Rubens op leeftijd
De 252 bewaarde brieven van de schilder geven ons inzicht in leven én werk, ook als diplomaat. Net zoals voor zijn overleden echtgenote, schrijft Rubens maar een keer over Helena, zonder ze bij naam te noemen. Veel persoonlijker zijn de kattebelletjes aan zijn leerling en medewerker Lucas Fayd’herbe; ze lezen als hedendaagse e-mails.
Peter Paul Rubens zegt:
Kijk even naar mijn portret dat ik in 1638 schilderde; zie ik er moe uit? Je hebt gelijk. Als ik terugkijk op mijn diplomatieke reizen tussen Spanje en Engeland, ben ik dankbaar. De onderhandelingen verliepen tot volkomen tevredenheid van mijn opdrachtgevers en de andere partijen. Ikzelf heb mijn gemoedsrust hervonden omdat ik al die bezigheden achter mij gelaten heb en enkel nog mijn overheerlijke schildersvak beoefen.
Ik geef toe dat ook het stadsleven voor mij, voor Helena en voor de kinderen soms wat te druk werd; dan komt een buitenverblijf wel goed van pas, zoals ik in 1627 al het Hof van Lanceloot van Ursel, in Ekeren (wijk Schoonbroek) verworven had, op ongeveer een uurtje rijden vanuit het stadscentrum.
Je weet dat ik enkele jaren geleden op 12 mei 1635 bovendien voor 93.000 gulden[1] een oud, ridderlijk kasteel te Elewijt (tussen Mechelen en Vilvoorde) gekocht heb, niet alleen de stenen van het gebouw ‘Het Steen’, maar ook de landerijen en bossen rondom en waar ik met “mijn heer”, in twee woorden, wordt aangesproken.
Maar hier neem ik ook de tijd om brieven te schrijven; de ganzenveer is wat geduldiger dan het penseel, wanneer ik een jichtaanval te verduren krijg. Mag ik je twee stukjes voorlezen?
Aan mijn goede vriend Peiresc (op 18 december 1634, opnieuw in het Italiaans):
“Nu vind ik door de genade Gods rust bij mijn vrouw en kinderen, zonder enige andere aanspraak op de wereld dan in vrede te leven. Ik besloot te trouwen omdat ik vaststelde dat ik nog niet geschikt was voor de onthouding van het celibaat … Ik koos een jonge vrouw uit een fatsoenlijke, zij het burgerlijke familie, hoewel iedereen mij wilde aanraden een edelvrouw te nemen. Maar ik vreesde de hoogmoed, de algemene kwaal van de adel, vooral in die sekse en daarom beviel mij één die niet zou blozen wanneer ze mij mijn penselen zag nemen.”
Ik was meer dan 10 jaar geleden, op 5 juni 1624 al in de adelstand verheven door onze koning, Filips IV; op 16 juli 1631 kreeg ik van hem nog de titel van ‘ridder’, daarom sta ik op dit portret met een degen.
Ook door King Charles werd ik op 21 februari 1630 eques auratus, zeg ook maar ‘Sir’, getiteld.
Vanuit het Steen, schreef ik ook op 17 augustus 1638 aan mijn gewaardeerde medewerker Lucas Fayd’herbe:
Geadresseerd: “Aen Mons.r Lucas Fedarbe, ten huyse van Monsieur Pietro Pauolo Rubens, op den Wapper. Cito, cito, cito, tot Antwerpen. Post.”
Lieve en dierbare Lucas, Ik hoop dat deze u nog in Antwerpen bereikt, want ik heb dringend een paneel nodig waar drie levensgrote gezichten op staan, van mijn hand. .. U zult mij een groot plezier doen door dit meteen hiernaartoe te zenden, of het, als u gereed bent om zelf te komen, mee te brengen. …
Mijnheer Lucas,
Uw dienstwillige vriend, Pietro Pauolo Rubens
Let toch goed op, wanneer u vertrekt, dat alles goed afgesloten is en dat er geen originelen of enkele schetsen boven op het schilderhuys blijven staan. Herinner ook Willem, de hovenier, eraan dat hij ons te zijner tijd de rosile-peerkens en de vijgen opstuurt als er zijn, of iets anders treffelijks uit de tuin ….
Route Oost: wandel over het Hopland, voorbij de nieuwbouw van het bezoekerscentrum aan het Rubenshuis, ga linksaf de Otto Veniusstraat in. Aan huisnummer 21 hangt een gedenkplaat.
[1] Omgerekend wellicht zo’n €1.250.000.