Hendrik Conscienceplein: Sint-Carolus Borromeuskerk
Den Seer Eerweerden Heer Prior der S.J. tot Anthwerpen, Jacobus TIrinus, versoeckt Mijnhere Peter Pauwel Rubens en synen medewercker, Mijnhere Anton van Dijck, beide const-schilders ende Meesters der Sint-Lucasghilde binenn Anthwepen, dat sy hem souden malen ses-en-dertig solderstucken ende drie altaertaferelen moetende dienen tot vercieringhe van (Sint-Carolus Borromeus)-kercke binnen derseflder stede.
We koesteren ons erfgoed meer en meer, maar gaan er meestal aan voorbij dat in historische gebouwen zoals onze monumentale kerken de stijlen van verschillende eeuwen door mekaar lopen. Dat is hier niet het geval: door zijn korte bouwtijd (1615-1621), de inspiratie van het model in Rome (Gesù) en de overvloedig aanwezige kunst, is deze kerk, met het pleintje en omliggende een eenheidskunstwerk van de zwierige barok.
Onze barokkunstenaars waren er zich van bewust een volgende stap te zetten in de geschiedenis van de kunst en bewust de herbronning van de Renaissance door te werken, met hernieuwde aandacht voor de mens en zijn anatomie, voor zijn ideeën (humanisme) en voor de natuur (perspectief).
In de allereerste zin van zijn inleiding tot Palazzi di Genova liet Rubens zich ietwat meewarig uit over de architectuur:
Al benigno lettore : Vediamo che in queste parti, si và poco à poco inuecchiando & abolendo la maniera d’Architectura, che si chiama Barbara, ò Gothica, …
De bouwstijl die Barbaars of Gotisch genoemd wordt, zien we in onze streken stilaan veranderen en verdwijnen; personen van goede smaak zien we, tot grote eer en verfraaiing van het vaderland, de bouwtrant invoeren die de ware symmetrie bezit en die zich voegt naar de wetten door Grieken en Romeinen vastgesteld. Wij zien er een voorbeeld van in de prachtkerken die de eerwaarde sociëteit Jesu zojuist te Brussel en te Antwerpen heeft opgericht”.
Die Jezuïeten hanteerden het Woord in de prediking maar wisten dat te illustreren door beeldtaal. Zo spraken ze verstand én gevoel tegelijk aan; de toeschouwer diende in het afgebeelde tafereel getrokken te worden en deelnemer te zijn aan de religieuze voorstelling.
Rubens is hier present met een kleiner, familiaal werk (de ‘Terugkeer van de heilige Familie’) en een kopie van een versie van de ‘Tenhemelopneming van Maria’. Die haar levensloop wordt daaronder, op klein formaat, gepresenteerd door Hendrick van Balen.
Anthony Van Dyck, met name genoemd, heeft vandaag slechts beperkte sporen van aanwezigheid, want de brand van 18 juli 1718 vernietigde de 39 plafondschilderijen van Rubens waaraan hij, contractueel, zijn medewerking verleend had. In het huidige interieur wordt door spiegels en reproducties van de olieverfschetsen een suggestie van dat decoratieve programma opgeroepen.
In wat nu de Erfgoedbibliotheek is, vergaderden de lekenverenigingen waarmee de Jezuïeten de toenmalige intelligentsia ‘bij de les’ hielden. Voor zijn afdeling, de Bejaerde Jongmans, ongehuwde mannelijke volwassenen, heeft Anthony van Dyck twee werken geschilderd, waarvoor hij trouwens niet zijn volle marktprijzen rekende. Je moet naar buitenlandse musea om ze te zien want bij de opheffing van de Jezuïetenorde raakte hun bezit verkocht, verspreid – en daardoor: bewaard als onze kunstambassadeurs.